Veel zaken moeten nog verder worden uitgewerkt. Dit is wat we al weten: 
 

• De premies worden voorspelbaarder. De premieafdrachten zijn in het vernieuwde stelsel stabieler. Daardoor is het beter te voorspellen wat de kosten van de premieafdracht zijn. 
• Het pensioen gaat meebewegen met de beurzen. Als het goed gaat met de economie gaat het omhoog. Maar als het economisch tegenzit gaat het ook omlaag. Om te voorkomen dat pensioenen te hard kunnen dalen komen er regels.
• Het pensioen wordt beter te controleren. Werknemers krijgen straks een persoonlijk pensioenvermogen. Je werknemers kunnen zelf zien hoeveel ze op dat moment opbouwen en hoe hoog de pensioenuitkering dan is. Werknemers zien ook hoeveel ze, samen met jou als werkgever, inleggen per maand en hoe snel dit bedrag toeneemt. Hoeveel werknemers uiteindelijk krijgen, hangt af van de beleggingsresultaten.
• Pensioenen worden persoonlijker. Bij het wisselen van baan verhuist het pensioenvermogen mee.

Soms lijkt het of het totale pensioenstelsel verandert, maar veel blijft hetzelfde. De AOW (pensioen van de overheid) en het ouderdomspensioen (pensioen van de werkgever) zullen blijven bestaan. Je werknemers blijven deze ontvangen bij pensionering, zolang zij leven. En als een werknemer overlijdt voordat deze met pensioen gaat, dan ontvangt de (ex)partner een nabestaandenpensioen.

De komende jaren verandert er voor werknemers nog niets. Alle pensioenfondsen moeten uiterlijk 1 januari 2028 overgaan naar het nieuwe stelsel.