Ook in het vernieuwde pensioen is er pensioen voor de nabestaanden geregeld als je werknemer overlijdt. Dit geldt voor de partner (partnerpensioen) en eventuele kinderen (wezenpensioen) van je werknemer. Zijn/haar partner of kinderen krijgen een vast percentage van het loon.
In de huidige regels bouwt je werknemer pensioen op voor de partner en kinderen. Dit pensioen blijft gewoon staan als je werknemer niet meer in de bouw werkt. De partner- en kinderen ontvangen dit pensioen als je werknemer overlijdt.
In het vernieuwde pensioenstelsel is partner- en wezenpensioen geregeld zolang je werknemer actief pensioen opbouwt. Als je werknemer uit dienst gaat en nog geen nieuwe baan heeft, is er de eerste 6 maanden wel een tijdelijke regeling. Als je werknemer in deze periode overlijdt, hebben de nabestaanden toch recht op partner- en wezenpensioen.
Het partner- en wezenpensioen dat de nabestaanden van je werknemer ontvangen beweegt net als de pensioenpot mee met de beleggingen. Maar wel minder. Want we nemen maatregelen om het pensioen zo solide mogelijk te houden.
Of de partner van je werknemer recht heeft op partnerpensioen, hangt af van deze twee situaties:
Is je werknemer getrouwd of geregistreerde partners? Dan is het voor ons duidelijk genoeg dat zij partners zijn. Dat was zo en dat blijft zo.
Woont je werknemer samen? Dan is in het vernieuwde pensioen niet meer nodig om een samenlevingscontract te hebben. Wel moet je werknemer aantonen dat hij of zij een gezamenlijke huishouding heeft.
Net als nu moet je werknemer de partner wel zelf aanmelden voor partnerpensioen.
Zo lang je werknemer in de bouw werkt, krijgt de partner:
Elk jaar zo lang de partner leeft 13% van het loon dat meetelt voor het pensioen van je werknemer.
Tot de partner de AOW-leeftijd bereikt krijgt hij/zij elk jaar een vast bedrag; het tijdelijk partnerpensioen. Dit stellen we ieder jaar opnieuw vast. In 2023 zou dit € 18.000 zijn. Let op: dit bedrag geldt bij een fulltime baan en is dus lager als je werknemer parttime werkt.
Het partnerpensioen dat je werknemer tot 1 januari 2026 had. Hoeveel dit is kan je werknemer vinden op Mijn Bouwpensioen of op het jaarlijkse pensioenoverzicht.
Werkt je ex-werknemer niet meer in de bouw? Dan krijgt de partner in het vernieuwde pensioen geen partnerpensioen. In de volgende gevallen is er (tijdelijk) toch wat geregeld:
Heeft je ex-werknemer (nog) geen nieuwe baan? Dan houdt de partner nog 6 maanden langer recht op partnerpensioen. Dit is 13% van het loon dat je werknemer had toen hij of zij nog werkte.
Je ex-werknemer kan het partnerpensioen zelf verlengen. Dit betaal je ex-werknemer dan zelf uit de pensioenpot. Hierdoor wordt het eigen pensioen lager.
De partner houdt recht op het partnerpensioen dat je ex-werknemer tot 1 januari 2026 had. Hoeveel dit is kan je ex-werknemer vinden op Mijn Bouwpensioen of op het jaarlijkse pensioenoverzicht.
Alle kinderen van je werknemer hebben recht op wezenpensioen tot ze 25 jaar worden. Het maakt niet meer uit of ze studeren of niet.
Zo lang je werknemer in de bouw werkt, krijgen de kinderen:
9% van het pensioengevend inkomen. Als de kinderen na het overlijden van je werknemer geen ouders meer hebben, krijgen zij het dubbele bedrag (18% van het loon van je werknemer).
Ook krijgen zij het wezenpensioen dat je werknemer tot 1 januari 2026 had. Hoeveel dit is kan je werknemer vinden op Mijn Bouwpensioen of op het jaarlijkse pensioenoverzicht.
Werkt je ex-werknemer niet meer in de bouw? Dan krijgen de kinderen in de vernieuwde regeling geen wezenpensioen. In de volgende gevallen is er (tijdelijk) toch wat geregeld:
Heeft je ex-werknemer (nog) geen nieuwe baan? Dan houden de kinderen nog 6 maanden langer recht op wezenpensioen. Dit is 9% van het loon dat je werknemer had toen je werknemer nog werkte.
Je werknemer kan het wezenpensioen zelf verlengen. Dit betaalt je werknemer dan zelf uit de pensioenpot. Hierdoor wordt het eigen pensioen lager.
De kinderen houden recht op het wezenpensioen dat je werknemer tot 1 januari 2026 had. Hoeveel dit is kan je werknemer vinden op Mijn Bouwpensioen of op het jaarlijkse pensioenoverzicht.
Als je werknemer uit dienst gaat of als er iets verandert in de persoonlijke situatie, kan dit gevolgen hebben voor het partner- en wezenpensioen. Het is daarom belangrijk dat je werknemer weet wat dit voor het pensioen betekent.
Als je werknemer overlijdt wanneer hij of zij al met pensioen is, krijgen de partner of kinderen van je werknemer nog steeds een vast percentage van je ouderdomspensioen.
Het partner- en wezenpensioen bewegen straks wel mee met de beleggingen - net als het eigen pensioen. Maar niet veel, omdat we maatregelen nemen om het pensioen zo stabiel mogelijk te houden.
De partner van je werknemer krijgt partnerpensioen vanaf het moment dat je werknemer overlijdt. Het maakt daarbij niet uit of de partner van je werknemer al met pensioen is. En het loopt door zolang de partner leeft. Het is standaard 70% van het ouderdomspensioen van je werknemer. Behalve als je werknemer ervoor koos om partnerpensioen (deels) uit te ruilen voor ouderdomspensioen toen je werknemer met pensioen ging. Dan is er nu minder of geen partnerpensioen.
Het partnerpensioen beweegt straks mee met de beleggingen - net als het eigen pensioen. Maar niet veel. We hebben maatregelen genomen om het partnerpensioen zo stabiel mogelijk te houden.
Kinderen van je werknemer ontvangen wezenpensioen tot ze 25 jaar zijn. Het maakt niet (meer) uit of ze nog studeren of niet. Zij krijgen 14% van het ouderdomspensioen van je werknemer. Als ook de partner van je werknemer is overleden, dan ontvangen de kinderen het dubbele, namelijk 28%.
Het wezenpensioen beweegt straks mee met de beleggingen - net als het eigen pensioen. Maar niet veel. We hebben maatregelen genomen om het wezenpensioen zo stabiel mogelijk te houden.